Zit jij ook met vragen rond een opleidingsvergoeding in het jeugdvoetbal? Ook daarvoor kan u terecht bij de specialisten van Nevisis Advocaten

De Pro League speelt met het idee om de opleidingsvergoedingen bij de transfers van minderjarige spelers, te verlagen om misbruiken te voorkomen. Op dit moment dient een dergelijke opleidingsvergoeding te worden betaald bij een transfer van een speler vanaf de U13. Omdat een opleidingsvergoeding kan oplopen tot 125.000 euro per ‘opleidingsjaar’, trachten vele clubs deze vergoeding te ontlopen door aan de jeugdspeler nog geen contract aan te bieden maar wel een onkostenvergoeding, tekenpremie of zelfs een auto. Het spreekt voor zich dat door deze praktijken het doel van de opleidingsvergoeding wordt voorbijgestreefd.

Het principe van de opleidingsvergoeding is vastgelegd in art. 20 en annex 4 van RSTP (regulations on the status and transfers of players) door de FIFA. Hierin wordt bepaald dat een compensatie dient betaald te worden aan elke opleidingsclub van een speler waar hij heeft gespeeld tussen zijn 12 en 21 jaar. Deze vergoeding dient betaald te worden bij het ondertekenen van het eerste profcontract en bij elke transfer tot en met het seizoen waarin deze speler 23 wordt.

De berekening van de hoogte van de te betalen opleidingsvergoeding is afhankelijk van de categorie waartoe de nieuwe club van de speler behoort. Hoe hoger deze club gerangschikt staat, hoe hoger de opleidingsvergoeding die toekomt aan de opleidingsclubs. De ratio legis van deze opdeling vloeit voort uit de gedachte dat een hoger gerangschikte club, meer tijd en moeite (lees geld) dient te investeren in de opleiding van een speler om het gewenste niveau te halen. Men gaat er dan ook van uit dat het evenveel tijd en moeite kostte voor de opleidingsclub om een speler af te leveren die hetzelfde niveau behaalt. Daarenboven wordt rekening gehouden met het feit dat niet elke speler die men opleidt, het gewenste niveau uiteindelijk zal behalen en een contract zal kunnen versieren. De kost om één speler op te leiden is dan ook meer dan de netto kost maar wordt mede berekend door de kost voor het opleiden van de spelers die het uiteindelijk niet hebben gehaald.

Bij het ondertekenen van het eerste profcontract van de speler, heeft elke club waarin de speler zijn opleiding heeft genoten, recht op een deel van de opleidingsvergoeding, a rato van het aantal jaren opleiding die de speler bij deze club heeft genoten. Omwille van de hoge opleidingsvergoedingen die betaald dienen te worden voor opleidingen vanaf het 12e levensjaar, worden vele jeugdspelers reeds aangetrokken voor het bereiken van die leeftijd.
Dit heeft voor gevolg dat wanneer deze spelers nadien zouden doorgroeien bij hun nieuwe club en een eerste profcontract aangeboden krijgen, hiervoor geen opleidingsvergoeding verschuldigd is.

Voor spelers die na hun 12 jaar van club veranderen zou in principe wel een dergelijke vergoeding dienen betaald te worden, doch dit vanaf het ogenblik dat deze spelers hun eerste profcontract ondertekenen. Zolang aan deze spelers geen profcontract wordt aangeboden dient geen opleidingsvergoeding betaald te worden.
Het doel van de Pro League is om door verlaging van deze opleidingsvergoeding misbruiken te voorkomen. Men gaat er van uit dat een club sneller geneigd zal zijn een vergoeding te betalen aan de opleidingsclub indien dit bedrag niet te hoog is. De vraag is of dit wel zomaar kan. Het Europees Hof van Justitie heeft immers in de zaken Bosman en Bernard gesteld dat een opleidingsvergoeding in verhouding moet staan met de opleidingskost. Het is niet zomaar een transfervergoeding maar wel een vergoeding voor het opleiden van een speler. Het verlagen van deze vergoedingen wekt de indruk dat de Pro League deze vergoedingen als een transfervergoeding beschouwd en niet als een opleidingsvergoeding. De kost voor het opleiden van een speler is immers niet plots gedaald.

Vooral kleinere clubs zouden zich kunnen benadeeld voelen indien deze bedragen worden aangepast, zij zijn immers de clubs die het vaakst worden geconfronteerd met een speler die een overstap maakt naar een andere club om daar zijn voetbalgeluk te beproeven. Voor dergelijke clubs is een opleidingsvergoeding vaak zeer welkom om de werkingskosten te dekken.

Daarenboven is de vraag of het verlagen van deze opleidingsvergoedingen de huidige misbruiken zal verhinderen? Immers dient de opleidingsvergoeding enkel betaald te worden vanaf de ondertekening van het eerste profcontract en bij elke latere transfer tot de speler de leeftijd van 23 jaar heeft bereikt. Beloftes van tekengeld, onkostenvergoedingen of een auto voor de ouders zullen door deze aangekondigde wijziging dan ook niet verdwijnen.

Het aanpassen van de leeftijd van 12 jaar waarop de berekening van de opleidingsvergoeding start, behoort dan weer enkel tot de bevoegdheid van de FIFA en kan niet door de Pro League worden doorgevoerd. Er zullen dus nog steeds vele talenten aangesproken worden om voor die leeftijd van club te veranderen om te vermijden dat nadien, bij ondertekening van heet eerste profcontract, een vergoeding verschuldigd zou zijn.

Het is nog niet duidelijk welke aanpassingen de Pro League wil doorvoeren maar eenvoudig zal het in elk geval niet zijn. Een gentleman’s agreement tussen de verschillende clubs lijkt het hoogst haalbare om de huidige mistoestanden zo veel mogelijk te beperken. Vragen? Contacteer Nevisis Advocaten