Lees hierhet artikel dat verscheen in Het Laatste Nieuws dd. 15.06.2017 

In een vonnis van de Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, afdeling Antwerpen dd. 02.06.2017 besliste de rechter dat de Belgische staat – in casu de deposito & consignatiekas – niet langer mag overgaan tot het automatisch verrekenen van eventuele openstaande boetes van de veroordeelde met de door een derde betaalde borgsom die in het kader van de voorlopige hechtenis voor hem werd betaald, wanneer de veroordeelde bij alle proceshandelingen is verschenen en zich niet aan de tenuitvoerlegging van zijn straf heeft onttrokken.

Ondanks het feit dat de persoon die de borg betaalt in héél wat gevallen niet de persoon is die uiteindelijk wordt veroordeeld, stelde de administratie bij de Deposito & Consignatiekas steevast dat men eventuele geldboeten van de veroordeelde kon verrekenen, waarbij er verkeerdelijk naar een aantal artikelen werd verwezen om slechts het saldo na aftrek van de geldboeten over te maken aan de eigenaar van de gelden. Na een vordering dewelke het kantoor instelde namens laatstgenoemde, stelt de rechter nu in niet mis te verstane bewoordingen dat deze automatische inhouding van de gelden onrechtmatig is, en dat de volledige som, vermeerderd met interesten, opnieuw aan de eigenaar van de gelden dient overgemaakt te worden wanneer de borg niet vervallen verklaard is.

Ook bevestigde de rechter nogmaals dat de tenuitvoerlegging van de straf in art. 35, § 4, vijfde en zevende lid Voorlopige Hechteniswet uitsluitend betrekking heeft op de tenuitvoerlegging van een effectieve vrijheidsstraf en niet op de veroordeling tot andere straffen of tot de kosten, zoals ook reeds werd gesteld door het Hof van Cassatie (Cass. 4 juni 2013, P.13.0207.N, T. Strafr. 2014, afl. 5, 307-308, noot T.B.).

Eisende partij Yassin B. werd in deze procedure bijgestaan door Mr. Tim SMET en Mr. Manu BANDE.